Graveur-generaal aan de Keizerlijke Munt, 1776-1789

In 1772 overleed Jacques Roëttiers, graveur-generaal van de Keizerlijke Munt in Brussel. Volgens sommige bronnen solliciteerde Van Berckel kort daarna naar de vacante functie. Maar hij werd afgewezen omdat hij voorwaarden stelde die de regering van de Oostenrijkse Nederlanden niet wilde inwilligen. Vier jaar later was er nog steeds geen opvolger gevonden en de regering besloot om een concours uit te schrijven waarvoor stempelsnijders uit heel Europa werden uitgenodigd. Uiteindelijk schreven zich vijf graveurs in, waaronder ook Van Berckel. Van het concours dat vanaf 19 augustus 1776 werd gehouden, werd een minutieus verslag gemaakt, waaruit precies blijkt wanneer en hoe lang er aan de opdracht gewerkt werd. Helaas maakt het verslag geen melding van het onderwerp voor de opdracht. Er was alleen sprake van een "buste' maar van welke persoon die buste was bleef lange tijd onbekend.

Pagina uit het verslag van het concours waaraan Theodoor van Berckel zijn functie van graveur-generaal te danken had.
Klik op de foto voor een uitvergroting.
Foto: L. Lennaerts/Rijksarchief België.

Het is aan de Belg Xavier Duquenne te danken dat het raadsel bijna tweehonderd jaar later werd opgelost. Eigenlijk lag de oplossing voor de hand. In het verslag stond geschreven dat elke kandidaat 2 stukken ruw staal kreeg uitgereikt. De stukken waren voorzien van instempelingen en waren genummerd van 1 t/m 5 (zie de afbeelding van het verslag van het concours).

Tegenwoordig worden bij de Brusselse Munt nog steeds een groot aantal stempels bewaard die door Van Berckel zijn gemaakt. Duquenne heeft alle stempels nauwkeurig onderzocht en vond inderdaad een moederstempel (ponsoen) met daarin twee merktekens (een lelie en een vuurslag) en het nummer "2". Zoals in het verslag te lezen is, was Van Berckel kandidaat nr. 2 en ook de merktekens staan in het verslag vermeld. Duquenne publiceerde zijn vondst in 1972 in "Théodore van Berckel - Graveur Général de Monnaies des Pays-Bas Autrichiens". Het bewijs was geleverd en de penning was nu geïdentificeerd: een herdenkingspenning voor Thomas Gundackar Graaf von Starhemberg.

De stempels uit 1776 met het portret van Thomas Gundackar graaf von Starhemberg.
Klik op de foto voor een uitvergroting.
Foto: L. Lennaerts/Koninklijke Munt België.

De penning was uiteraard al bekend bij de Van Berckel liefhebbers. Verzamelaars hadden zich al eerder afgevraagd waarom hij deze penning had gemaakt. Starhemberg was een Oostenrijkse minister die op 8 juli 1745 in Praag was overleden. De bekende Weense stempelsnijder Matthäus Donner had in 1745 op de dood van de minister een herdenkingspenning geslagen die door Van Berckel in een iets kleinere, maar verder exacte versie was gekopieerd. Maar tot welk doel? Nu Duquenne had aangetoond dat deze kopie de concoursopdracht was, viel alles op zijn plaats.

De voorzijde van beide penningen. Links door Van Berckel (1776), rechts door Donner (1745). Klik op de foto voor een uitvergroting.
Foto: L. Lennaerts/particuliere collectie.

In 1776 was Georg Adam von Starhemberg namelijk gevolmachtigd minister van de regering van de Oostenrijkse Nederlanden in Brussel. In zijn functie was hij nauw betrokken bij de organisatie van het concours. Deze Georg Adam was toevallig ook de achterneef van Thomas Gundackar en het is zeer waarschijnlijk dat hij met het voorstel kwam om de penning van zijn oudoom als voorbeeld te gebruiken.

De nieuwe loopbaan

Tijdens het concours hadden de kandidaten er om verschillende redenen één voor één de brui aan gegeven. Tenslotte bracht alleen Van Berckel de concoursopdracht tot een goed einde. Theodoor Victor van Berckel kon daarom vrijwel direct aan de slag als Graveur-Generaal verbonden aan de Keizerlijke Munt van de Oostenrijkse Nederlanden te Brussel. Hij kreeg bovendien toestemming om ook voor eigen rekening te werken en kon daarom bijvoorbeeld oude verplichtingen nakomen zoals de levering van stadhuispeninngen voor 's-Hertogenbosch.

Als graveur-generaal kreeg hij de leiding over het stempelatelier en zijn medewerkers. Vanaf het begin vervaardigde Van Berckel persoonlijk alle penningstempels, maar in die eerste jaren was de zogenoemde Graveur-Particulier Jean-Baptiste Harrewyn verantwoordelijk voor de muntstempels. Hij overleed op 22 december 1778 en Van Berckel volgde hem tijdelijk op en maakte daarna ook de muntstempels. Toch zijn er aanwijzingen dat Van Berckel al meteen bij indiensttreding is begonnen met de productie van de stempels van de kopermuntjes.

Dit oordje uit 1776 heeft alle kenmerken van het werk van Van Berckel. Klik op de foto voor een uitvergroting.
Foto: Ex-veiling 90-692 Jean Elsen, Brussel

Van Berckel vestigde zich met zijn gezin in een grote woning aan de deftige Place Saint-Michel in Brussel. Vanaf zijn woning liep hij in nog geen tien minuten naar de Munt. Behalve dat er tegenwoordig een groot monument voor zijn domicilie staat en de naam is veranderd in het Martelarenplein, heeft het nog hetzelfde aanzicht als in de tijd van Van Berckel. Het Muntgebouw daarentegen bestaat al lang niet meer. Het is na de Franse tijd gesloopt en tegenwoordig staat er een foeilelijke flat. Het Muntplein heeft wel zijn naam behouden, want tegenover de Munt stond al in de tijd van Van Berckel de Muntschouwburg waar in de negentiende eeuw de opstand tegen de Hollanders zou beginnen.

Links: Place Saint-Michel, rechts het Muntgebouw eind 18de eeuw.
Klik op de foto's voor een uitvergroting.
Foto's: L. Lennaerts

Daar had Van Berckel geen last van en er was voorlopig nog weinig om zich zorgen over te maken. Het ging hem uitermate goed. Hij had een zeer goede betrekking en een ruim inkomen. Zijn vrouw en hij hadden vijf gezonde kinderen en er was een zesde kind op komst.

Portret van Van Berckel in 1786 gemaakt door de kunstschilder Jean Malpé.

Portret van Van Berckel op 28 januari 1786 gemaakt door de bevriende kunstschilder Jean Malpé (1764-1818).

Tijdens die eerste jaren in Brussel was Keizerin Maria Theresia nog aan de macht. Die bekommerde zich vanuit het verre Wenen nauwelijks om de Nederlanden. Haar zwager Karel Alexander van Lotharingen, en de lokale regering, bestuurden in haar naam de zuidelijke gewesten van haar enorme rijk. Hertog Karel van Lorreinen, zoals hij door de Vlamingen werd genoemd, was uitermate populair. Hij vertoonde zich veel in het openbaar, was gul en goedlachs en zorgde ervoor dat zijn besluiten steeds in goede aarde vielen bij zijn volk. Hij was een echte mecenas en aarzelde niet om zijn eigen vermogen aan te wenden om de Kunsten in zijn gewesten tot bloei te brengen. Hij liet paleizen bouwen, parken aanleggen, standbeelden en fonteinen oprichten. Hij haalde kunstenaars van heel Europa naar Brussel en Theodoor van Berckel was een van hen. Hertog Karel vroeg Van Berckel om een nieuwe prijsmedaille te vervaardigen voor de studenten van de kunstacademies. Het resultaat viel zeer in de smaak bij de hertog.

Medaille geslagen voor de Academies Des Beaux-arts.
Klik op de foto voor een uitvergroting.

Op 4 juli 1780 overleed hertog Karel en op 29 november van dat zelfde jaar overleed ook Keizerin Maria Theresia. In tegenstelling tot zijn moeder, besloot Keizer Josef II zich persoonlijk met de Nederlanden te gaan bemoeien. Keizer Josef was een sterke aanhanger van het nieuwe verlichtingsdenken en ondernam in juli 1780 een reis naar de Nederlanden om daar hoogstpersoonlijk poolshoogte te nemen. Ter gelegenheid van de komst van Keizer Josef werden er allerlei feestelijkheden georganiseerd die hoorden bij de traditionele "Blijde Inkomst". Het was de bedoeling dat Keizer Josef zich in de hoofdsteden liet uitroepen tot Hertog van Brabant en Luxemburg, graaf van Vlaanderen en Henegouwen enzovoorts. Bij die gelegenheid werd van hem verwacht dat hij onder de bevolking penningen in goud, zilver en koper zou uitstrooien. Van Berckel kreeg de opdracht om hiervoor een aantal verschillende stempels te maken. De grootste penningen uit de serie werden uiteraard niet aan het gewone volk uitgedeeld, maar er werd desondanks een groot aantal edelmetalen penninkjes uitgestrooid.

Zilveren inhuldigingspenningen en strooipenningen van 1780.
Klik op de foto voor een uitvergroting.

Josef II schijnt tevreden te zijn geweest over de kwaliteit van de penningen, maar was minder tevreden over wat hij in de Nederlanden aantrof. In naam benoemde Josef zijn zuster aartshertogin Maria Christina en haar echtgenoot Albert-Casimir van Saksen-Teschen tot nieuwe gouverneurs van de Oostenrijkse Nederlanden. Maar in praktijk had dit echtpaar weinig te zeggen omdat Josef de teugels vanuit Wenen strak aantrok. Spoedig zouden de hervormingsmaatregelen van Josef II hem in conflict brengen met zijn ontevreden onderdanen in de verre gewesten.

Jetons d'étrennes oftewel Nieuwjaarspenningen

Gedurende bijna de hele achttiende eeuw werden elk jaar in de Zuidelijke Nederlanden zogenoemde "jetons d'étrennes" geslagen. Vrij vertaald zijn dat nieuwjaarspenningen die aan overheidsdienaren en hoogwaardigheidsbekleders werden geschonken. Tussen 1776 en 1792 vervaardigde Theodoor van Berckel een serie van deze jetons d'étrennes. In zijn tijd waren dit achthoekige penningen. Op de voorzijde werden de landvoogden afgebeeld. Op de keerzijde stond een tekst over een actuele gebeurtenis. De torso van hertog Karel van Lorreinen sierde de eerste vier jetons uit de serie die Van Berckel maakte.

Na het overlijden van hertog Karel traden zoals gezegd Maria-Christina en Albert-Casimir in een soort dubbelfunctie aan. Het vorstelijk paar werd daarom samen op de jetons d'étrennes afgebeeld. In totaal zijn er 12 verschillende achthoekige penningen voor het paar geslagen. Van het jaar 1786 zijn er zelfs twee verschillende, maar een penning voor 1789 ontbreekt. In dat jaar brak de Brabantse omwenteling uit en koos het Oostenrijkse bewind het hazenpad. Na hun terugkomst verschenen er nog twee jetons met het dubbelportret. In 1793 werd het paar opgevolgd door hun neef en pleegzoon aartshertog Karel van Oostenrijk-Teschen.

Deze animatie van de nieuwjaarspenningen van de periode 1780-1791 geeft een goed beeld van de kunstzinnigheid van Van Berckel

Als men verschillende jetons d'étrennes van Van Berckel oppervlakkig bekijkt, lijken ze in eerste instantie op elkaar. Schijn bedriegt echter! Van Berckels voorgangers Roëttiers en Harrewijn gebruikten elk jaar dezelfde ponsoen met de bustes van de landvoogden die opeenvolgend het land regeerden. De voorzijde van de in die jaren gemaakte penningen waren vrijwel identiek. Theodoor van Berckel wist er net iets meer van te maken dan zijn voorgangers. Hij gebruikte ponsoenen met alleen de 'naakte' bustes van de afgebeelde personen. De ponsoenen werden in een zachte stempel gedrukt, waarna met behulp van burijnen en ponsen 'kleding' werd aangebracht. Theodoor van Berckel was daardoor in staat om de hoogheden elk jaar van een nieuw tenue te voorzien. Het is bekend dat Van Berckel alom bewondering oogstte met de volgens de laatste mode geklede landvoogden.


Deze pagina werd geprint van de website van het Van Berckel Genootschap
e-mail: - website: www.theodoorvanberckel.nl